blog over inzet van honden

overwegingen inzet AAI-hond

Inmiddels weten de meeste mensen wel dat de inzet van honden binnen therapeutische settingen een meerwaarde kan zijn. We hoeven niet meer voortdurend mensen ervan te overtuigen dat het inzetten van een dier – in het geval van dit artikel een hond – een positieve bijdrage kan leveren.

Er zijn meer dan genoeg studies te vinden die melding maken van een afname aan fysieke en mentale pijn bij een mens, na een interventie met een Animal Assisted Intervention-hond (AAI-hond)

In deze objectieve studies werd een afname gemeten van pijn gerelateerde symptomen, een afname van catecholamine (stresshormoon) en toename van endorfine (opioïde peptide met pijnstillende eigenschappen) zodra mensen in contact kwamen met honden die met hen op vriendelijke wijze contact maakten.


AAI, oftewel Animal Assisted Interventions, is de verzamelnaam van al de verschillende disciplines binnen het ‘werken met honden’ en wordt toegepast in de volgende velden:

AAT Animal Assisted Therapie, AAE Animal Assisted Education, AAA Animal Assisted Activities en AAC Animal Assisted Coaching

Het is dus een heel breed georiënteerd werkveld met heel veel verschillende disciplines en heel breed scala aan medewerkers, van vrijwilligers tot therapeuten, en alles wat daartussen zit.


Laten we daarom eerst even kort stilstaan bij de verschillende vormen van AAI-inzet:

AAT, oftewel Animal Assisted Therapie is een beetje een misleidende naam die de verwachting schept dat de hond enkel wordt aangestuurd door een therapeut. Dit is niet het geval. HBO- of academisch geschoolde (geestelijke) gezondheidszorgmedewerkers zoals ergotherapeuten, 

fysiotherapeuten en logopedisten kunnen werken met inzet van een AAT-hond, net als jeugd- en gezinsprofessionals, psychologen, psychiaters of orthopedagogen e.a. De een werkt aan therapeutische doelen en de ander wellicht aan begeleidingsdoelen. 

De hond is in alle gevallen een integraal onderdeel van het uitgestippelde zorgtraject.

 

AAE, oftewel Animal Assisted Education zijn honden die werkzaam zijn binnen het onderwijs en verwante dienstverlening. De hond wordt ingezet door een bevoegde leerkracht en de activiteiten zijn gericht op leervaardigheden, pro sociale vaardigheden en op cognitief functioneren.


AAA, oftewel Animal Assisted Activities, zijn activiteiten gericht op motivatie en/of recreatie die de kwaliteit van leven kunnen verbeteren. Ze worden aangeboden door speciaal daarvoor getrainde professionals, paraprofessionals en/of vrijwilligers in samenwerking met een dier dat hiervoor geschikt is en voldoet aan specifiek hiervoor opgestelde criteria. Veelal worden de vrijwilligers aangestuurd door een supervisor die bekend is met het werkveld.


AAC, oftewel Animal Assisted Coaching of Counseling is een doelgerichte interventie, gegeven door een gediplomeerde en geregistreerde professionele coach, counselor of pedagogisch begeleider, met expertise binnen de discipline specifieke beroepspraktijk van de professional. De focus van de activiteiten richt zich op het verbeteren/versterken van de persoonlijke ontwikkeling, inzicht bieden en verbeteren van groepsprocessen of op het gebied van sociale vaardigheden en of sociaal-emotioneel functioneren van een coachee of cliënt.

Het feit dat het zo’n breed georiënteerd werkveld is, maakt het niet makkelijk voor buitenstaanders om te begrijpen wat de hond in kwestie doet, en op welke wijze zijn begeleider geschoold en opgeleid is.

Hoewel we inmiddels zicht hebben van het effect op de mensen die met een AAI-hond in contact treden, is er nog steeds weinig bekend over het effect op de honden zelf.

Toch zijn er wel wat onderzoeken gedaan.

In 2017 werd een onderzoek gepubliceerd, gedaan door Haubenhofer, Kirchngast en Marinelli e.a. Het onderzoek was uitgevoerd binnen verschillende AAI-instellingen en therapeutische omgevingen waar gebruik werd gemaakt van AAT-honden. De doelgroepen die met de honden werkten waren ook variabel in hulpvraag en leeftijd.


Het onderzoek concentreerde zich op de cortisolaanmaak in het speeksel van de honden, met als onderzoeksvraag of de cortisolconcentraties hoger waren op werkdagen dan op dagen waarin de hond niet werd ingezet.

Cortisol is een stresshormoon, dat – net als adrenaline en noradrenaline in de bijnier wordt aangemaakt.

Tijdens een acute stresssituatie stimuleren zij de reflexen en komt er extra energie vrij zodat je adequaat op een situatie kunt reageren, door bijvoorbeeld te vluchten of te vechten.

In de afgenomen interviews gaven de begeleiders van de honden aan dat zij het idee hadden dat sessies die 1 tot 3 uur duurden, door de honden als intensiever werden ervaren dan langere sessies. Dit had volgens hen te doen met het feit dat er minder pauzes tussen deze “kortere” sessies waren, dan bij langere sessies. De honden waren fysiek meer gespannen, volgens hun begeleiders.


Gevonden hogere cortisolspiegels bevestigden deze observaties van de begeleiders van de honden.


Het advies dat werd gegeven was dat therapiehonden enkele dagen rust moeten krijgen na deelname aan langdurige AAI-sessies, om hun opwinding te laten verminderen.


Toch zijn er meer factoren die invloed hebben op de vraag of een hond wel of niet stress ervaart tijdens zijn sessies.

Zo blijkt uit onderzoeken dat beginnende AAI-honden meer stress ervaren dan honden die 2 jaar of langer aan het werk zijn. Ook werd geconstateerd dat honden vaker stress ervaarden in sessies met kinderen jonger dan 12 jaar. 

Dat op zichzelf is geen vreemde constatering.

Kinderen die zich leeftijdsadequaat ontwikkelen worden zich, ongeveer rond hun 4e jaar, bewust van de gevoelens van anderen. Ze worden wat nieuwsgieriger, gaan meer vragen stellen, maar zien ook weinig tot geen gevaar. Ze staan zelf nog centraal en de wereld draait nog om hen heen.

Dit heeft ook invloed op het contact met een hond; het kind zal willen bepalen hoe het contact verloopt en daar regie op willen uitoefenen en kunnen soms onbesuisde, en daardoor gevaarlijke, dingen doen.


In de daaropvolgende fase, de kleuterfase, zien we dat kinderen steeds meer gewetensontwikkeling krijgen. Ook gaan kinderen steeds meer magisch denken, wat invloed heeft op hun spel en contact met anderen. Hun wereld wordt steeds groter, ze gaan naar school en moeten leren om in vertrouwen los te kunnen laten. Er is meer oog voor de noden van de hond, maar nog steeds staan de eigen wensen en noden voor het kind voorop.


Het schoolkind, in de leeftijd van 6 tot 12 jaar, begint steeds meer inzicht te krijgen in oorzaak en gevolg, waardoor het kind ook in het contact met een hond steeds meer kan begrijpen en beredeneren.

Ook zijn kinderen zich steeds beter bewust van zichzelf en de ander en vormt zich de morele ontwikkeling. Dit maakt het contact met honden meer respectvol en staat het kind meer open voor wederzijds contact in plaats van eenrichtingsverkeer.

Een aantal van de kinderen en jongeren die met AAI-honden werken hebben echter een ontwikkelingsproblematiek, waardoor ze sociaal-emotioneel vanuit een andere leeftijdsfase kunnen reageren dan hun kalenderleeftijd is.

Een kind dat 10 jaar oud is, kan dan toch reageren als een vijfjarige, wat ook invloed heeft op de relatie die het met de hond aan gaat. Ook kunnen een aantal van deze kinderen en jongeren ietwat ander, wellicht minder voorspelbaar, gedrag vertonen. Schreeuwen, druk gedrag, wilde bewegingen, boos zijn, misschien zelfs woedend…emoties die voor een hond erg onvoorspelbaar zijn.


Ook constateerden onderzoekers dat nieuwe omgevingen zorgden voor een toename van stress.


Interessant om te melden is dat honden die los van de lijn mochten werken minder stress ervaarden, net als honden die langere tijd met een persoon werkten en daardoor een relatie met die persoon aangingen. Ook dienen honden in een omgeving te werken waar zij zich zelfstandig kunnen terugtrekken uit een sessie. Door een hond de ruimte te laten om te kunnen en mogen communiceren over zijn gemoedstoestand, krijgt hij meer regie over zijn aandeel tijdens de sessie en bevordert dat zijn welzijn. Belangrijke constateringen om mee te nemen in onze manier van werken.


Wat doen we onze AAI-honden eigenlijk aan?

De legitimiteit om dieren te integreren in hulpverlening en therapie is door professor Tzachi Zamir, van de Hebrew University in Jerusalem onder de loep gelegd. Hij stelde dat er verschillende schendingen plaatsvonden m.b.t. het welzijn van het dier in kwestie, waaronder beperkingen van zijn vrijheid en recht op zelfbeschikking. Er werd voor het dier bepaald dat het ingezet werd voor AAI, zonder dat het dier daar echt een keuze in heeft.

Dit geeft stof tot nadenken… hoeveel keuze heeft onze hond om deel te nemen aan AAI en wat geeft ons het recht om onze hond dit aan te doen?

Welke voorwaarden moeten we creëren om het voor onze honden aangenaam en leuk te maken én te houden?

 

Een gedragstest bewijst enkel dat de hond geschikt wordt geacht, niet persé dat hij het leuk vindt.


Om het welzijn van onze honden te waarborgen is het belangrijk dat de hond ook écht geschikt is voor zijn werkzaamheden. De meeste AAI-organisaties stellen dat een hond een gedragstest moet ondergaan en enkel ingezet mag worden als hij hiervoor slaagt. Ook moet de hond gezond zijn, want fysieke pijn heeft ook invloed op zijn mentale welzijn. Daarbij moet er afdoende oog zijn voor hoe ‘een leven verloopt’. Een hond wordt immers ook ouder, en maakt gedurende zijn leven dingen mee die invloed kunnen hebben op zijn functioneren.

Tot zover niets raars, en een gegeven waar velen in zich kunnen vinden.

Een gedragstest biedt een ‘soort van’ garantie dat de hond in kwestie veilig wordt geacht om mee te werken. Volledige garantie kan echter nooit gegeven worden, het werken met een levend wezen neemt zo zijn eigen risico’s met zich mee.

Het is in mijn optiek dan ook een vreemd gegeven dat er organisaties zijn die een hond eenmalig testen en voor de rest van zijn leven goedkeuren.

De gedragstest zou, mijns inziens tweejaarlijks uitgevoerd moeten worden, en bij jonge en oude honden zelfs jaarlijks. Een soort apk voor AAI-honden.

 Honden mogen dan ook niet ingezet worden als hun test is verlopen.

De reden waarom ik van mening ben dat honden tweejaarlijks getest moeten worden, ligt in het feit dat in een hondenleven dingen kunnen gebeuren die van invloed kunnen zijn op het functioneren van de hond. Denk aan een trauma, maar ook ouderdom, pijn enzovoorts.


Mijn eigen Australian Shepherd Fien heb ik “met pensioen” gestuurd. Ze wordt ouders en nadert de tien.

Haar werk vindt ze nog steeds vreselijk leuk, maar ik zie ook dat het haar steeds meer energie kost.

Zoals we bij mensen vanuit een dialoog- of balansmodel kijken naar hun functioneren, zo horen we dat in mijn optiek ook bij onze hondse collega’s te doen. Is er een disbalans (aan het) ontstaan, dan is de hond niet meer inzetbaar, of moet gekeken worden naar aanpassingen die de disbalans kunnen compenseren.


Een geslaagde gedragstest alleen is echter niet voldoende, het is ook wenselijk om in praktijksituaties gedragswaarnemingen uit te voeren, zodat op die wijze een geschiktheid voor de AAT-werkzaamheden wordt vastgesteld.


Is een Pada-test dan leidend voor alle honden binnen het AAI-werkveld?

Momenteel is er veel te doen over de Pada-testen.

Het lijkt erop dat deze geïntroduceerd gaat worden als dé gedragstest voor AAI-honden.

Kijkend naar de Pada-test (deze is gewoon te downloaden) dan lijkt die afgeleid te zijn van de MAG-testen, zoals gedragstesters die kennen (MAG staat voor maatschappelijk aanvaardbaar gedrag) met hier en daar een extra toevoeging, gericht op zijn AAI-werkzaamheden.


Tijdens de Pada-test wordt de hond blootgesteld aan een aantal situaties en moet de hond een aantal commando’s laten zien. Zo wordt bekeken hoe de hond reageert op contact met nieuwe, vreemde mensen, aaien op een hardhandigere en ietwat onhandige wijze, een persoon die schreeuwt enz. Ook wordt beoordeeld hoe empathisch de hond reageert op een huilende persoon, de confrontatie met een persoon in een rolstoel of krukken, en of hij op commando gaat zitten en liggen of hoe hij reageert op passerende andere honden. Er zijn nog meer onderdelen, maar ik wil in dit schrijven globaal een beeld geven van de test.


Ook wordt beoordeeld hoe een hond reageert op nieuwe ruimtes of groepen mensen (4 tot 6) die hem naderen en omringen.

De honden worden dus blootgesteld aan een soort rollenspel, dat een AAI-interactie moet voorstellen. Hier zit echter -naar mijn idee – een inschattingsfout, want het AAI-werkveld is gigantisch breed.

We gaan met leeshonden naar de bieb of scholen, er zijn bezoekhonden voor verzorgingstehuizen en ziekenhuizen, er zijn honden die deelnemen aan individuele begeleiding of behandeling, er zijn honden die meewandelen op coach-wandelingen, honden die meedoen aan weerbaarheidstrainingen voor groepen kinderen en jongeren, en nog veel meer!

Daarbij werken sommige honden alleen, binnen een praktijk en komen daar niet in contact met andere honden. Het is dan ook discutabel of deze honden persé tolerant moeten zijn naar andere honden.

Hoe tolerant een hond is ten opzichte van zijn soortgenoten zegt niets over hoe tolerant hij is naar mensen en vice versa.

 

Natuurlijk, als een hond in groepsverband werkt, met andere honden, is het belangrijk dat deze honden sociaal naar elkaar zijn. 

Als de honden individueel werken, en niet in contact met andere honden komen, is het in mijn optiek echter van ondergeschikt belang dat zij sociaal naar soortgenoten zijn.


Daarbij verstaat eenieder wat anders onder sociaal gedrag.

Als voorbeeld: mijn reu kan tegen andere reuen blaffen als hij ze op een wandeling tegenkomt. Toch heeft hij nog nooit een fysiek conflict gehad met een andere reu. Het is echter wel typisch en raskenmerkend gedrag voor een herderachtige, zoals mijn reu. Omdat ik weet dat hij dit gedrag kan laten zien, heb ik hem geleerd zich op mij te focussen als hij honden tegenkomt waarvan ik weet dat ze dit gedrag bij hem ontlokken.

Ook speelt hij alleen met honden die hij kent, en waarbij hij de kans heeft gekregen om ze op zijn eigen tempo te ontmoeten. Ik vind mijn hond heel sociaal omdat hij in staat is zijn gedrag om te buigen en een andere keuze te maken dan uitvallen of blaffen.


Maar zou hij zakken als hij tijdens een test zo op een andere hond reageert? En welke meerwaarde heeft het om dit te testen aangezien hij in een praktijkruimte werkt waar hij geen andere honden tegen komt? Wat voor mijn hond geldt, geldt zo vast voor vele andere honden binnen het AAI-werkveld en is een interessante discussie om met elkaar te voeren.


Goed getraind is gelijk aan sociaal?

Een geschikte AAI-hond staat open voor contact met mensen en zoekt het zelfs actief op, zonder tekenen van stress, angst, agressie, verlegenheid of vermijdingsgedrag.

Training kan zeker behulpzaam zijn, en vooral als het gericht is op het aanleren van veiligheidshandelingen.


Het is bijvoorbeeld belangrijk dat een hond op commando uit een situatie kan stappen en in veiligheid kan komen, net als dat het handig is dat een hond op commando iets loslaat wat in potentie gevaarlijk voor hem kan zijn, bijvoorbeeld een pil die gevallen is in een bejaardentehuis.


De trainingsmethoden moeten gebaseerd zijn op positieve bekrachtiging en er mag geen dwang op de hond gelegd worden.

Maar hoe zit het dan met het natuurlijke gedrag van een hond?

Hoe goed kan een hond nog op natuurlijke wijze communiceren als hij ‘onder appel ’staat? 

De hond moet in mijn optiek vooral ook zijn natuurlijke gedrag kunnen laten zien, en niet dermate getraind zijn dat hij altijd eerst kiest om zijn begeleider te pleasen en dan pas voor zichzelf opkomt.


Mijn Aussie Fien is een geweldige hond, maar wel de hond die ik het lastigste te lezen vindt binnen mijn AAI-werkzaamheden, en dan durf ik van mezelf te beweren dat ik een geoefend oog heb. Ik ben immers niet alleen jeugdhulpverlener, ik ben ook jarenlang werkzaam geweest als instructeur en gedragstherapeut binnen mijn voormalige hondenschool.


 Mijn Aussie is er namelijk altijd op uit om mij een plezier te doen.

Ze wil laten zien dat ze een brave meid is die héél goed kan luisteren en commando’s kan uitvoeren. Ze raakt zelfs een beetje gestrest als ik haar geen commando’s opdraag tijdens een sessie.

Niet omdat ik dat zo erin getraind heb, maar omdat dit haar natuurlijke gedrag is en ook heel kenmerkend is voor de rapgroep waar ze toe behoort. Ze zijn generaties lang gefokt om intensief met hun baas samen te werken, het is niet realistisch om te verwachten dat ze daar dan nu anders mee om gaat dan dat ze doet.

 

Mijn eigenwijze Dalmatiër daarentegen, is een hond die ik tijdens sessies veel makkelijker kan lezen. Vindt ze iets niet leuk, dan loopt ze er van weg of begint ze te murmelen. Is ze van mening dat het tijd is voor een pauze, dan gaat ze in haar mand liggen en kun je roepen wat je wilt.

Is een kind of jongere onduidelijk in zijn communicatie, dan trekt ze haar eigen plan. En dit is gedrag dat ik ook heel mooi kan spiegelen naar mijn cliënten; hoe geef je een grens, hoe zorg je goed voor jezelf als anderen steeds een beroep op je doen en hoe communiceer je op een wijze die voor iedereen duidelijk en begrijpelijk is. Kijk naar mijn hond en leer van haar!

 

Ook al toont een hond geen agressie of ander ongewenst gedrag tijdens mens-hond interacties, dat betekent niet dat de hond zijn werk dus ook met plezier doet, of geen stress ervaart van zijn werkzaamheden.

Een goed getrainde hond mag misschien bepaalde interacties tolereren, en lijkt uiterlijk kalm, van binnen kan de hond er toch stress door ervaren.


Juist een goed getrainde hond, die onder commando staat, zal weinig van zijn natuurlijke gedrag laten zien in zijn pogingen om zijn handler te pleasen wat het heel lastig maakt om goed te kunnen zorgen voor zijn eigen noden.


Een hond die – bijvoorbeeld - getraind is om kalm te blijven als reactie op de stress van een cliënt is een hond die niet goed te lezen is omdat hij geen stress-geassocieerd gedrag laat zien aan de buitenkant, maar aan de binnenkant wel stress kan opbouwen.

 

Geen enkele AAI-interventie is identiek.

En dat is juist de kracht van deze vorm van werken, maar maakt het ook heel ingewikkeld om er ‘kant en klare” sausjes overheen te gieten. Zoals elk mens uniek is, zo geldt dat ook voor elke hond.

Als we weten wat we van een AAI-hond eisen binnen zijn specifieke werkvorm, is het dan niet verstandiger om ook de gedragstest aan te passen aan die specifieke werkvorm?

Geeft dat geen realistischer beeld van de hond zijn valkuilen en kwaliteiten?


Daarbij zou ik ook willen pleiten voor het feit dat een AAI-begeleider een meer dan gangbare kennis heeft van honden en hun gedrag, om zo stress ook op de juiste waarde te kunnen inschatten en dus ook in te kunnen grijpen waar dat nodig is.


Begeleiders die hun hond inzetten als AAI-hond dienen te beschikken over een meer dan gemiddelde kennis ethologie (kennis van dierengedrag) en zijn in staat kritisch te kijken naar hun eigen handelen en het effect daarvan op hun cliënt en de AAI-hond.


 Jij als begeleider van de AAI-hond, bent immers ten alle tijden verantwoordelijk voor het welzijn van je hond.

Jij moet signalen op juistheid inschatten en je hond eventueel beschermen tegen een cliënt. Je cliënt dien je te instrueren over de wijze waarop hij met je hond moet omgaan voordat er daadwerkelijk contact plaatsvindt.

 

De hond is “enkel een hulpmiddel”, jíj bent diegene die de AAI-sessie aanstuurt en in juiste banen leidt. De hond is géén therapeut, behandelaar, begeleider of vrijwilliger. Dat ben jij. Jij bent diegene die aan de slag gaan met hulpvragen en doelstellingen, de hond is het instrument waar je mee werkt.

 

Fikkie heeft ook gevoel!

De Wet Dieren heeft als uitgangspunt dat dieren een eigen, intrinsieke waarde hebben en dat dieren wezens zijn met gevoel.


Om aan de welzijnsbehoeften van de AAI-hond te voldoen is het belangrijk dat er aan een aantal voorwaarden wordt voldaan. Zo dient de hond beschermt te worden tijdens zijn AAI-inzet.


De hond wordt hulp geboden wanneer nodig, aangemoedigd of juist teruggehouden en de begeleider van de hond bepaald ten alle tijden wanneer de interactie beëindigd moet worden ter bescherming van de hond.


Ook is het belangrijk te weten of je cliënten ook echt openstaan voor de dierondersteunende interventie.

Zij dienen voldoende bewust te zijn van het feit dat er honden worden ingezet bij het realiseren van bepaalde doelen.

Ook dienen zij voldoende bewust te zijn van het gegeven dat het om levende wezens gaat met een eigen, intrinsieke waarde. Er dient met respect omgegaan te worden met de AAI-honden. Niet alleen door de begeleider van de hond, ook door de cliënt die de begeleiding ontvangt.

De begeleider behoudt hierin te allen tijde de regie en verantwoording ten opzichte van de hond en zijn welzijn.

De begeleider van de hond is verantwoordelijk, en dient zorgt te dragen voor de lichamelijke en psychische gezondheid van de hond, evenals de veiligheid van cliënt en hond door risico’s te minimaliseren.


 De grondhouding ten opzichte van de honden die ingezet worden als AAI-hond hoort respectvol te zijn voor de hond in kwestie.

Honden hebben immers geen medezeggenschap over het feit dat ze ingezet worden. Het is daarom dan ook van belang dat de begeleider van de hond op juiste wijze kan anticiperen op het gedrag dat de hond laat zien tijdens zijn inzet.


Laat de AAI-hond tekenen van stress of overvraging zien, dan is het van belang dat de begeleider deze (h)erkent. Ook dient de begeleider rekening te houden met de mogelijkheden en onmogelijkheden van de honden tijdens hun AAI-inzet en hoort hij kritisch te kunnen reflecteren op eigen en andermans handelen tijdens een inzet.

 

Het is een prachtig beroep, werken als AAI-begeleider, maar we zijn ook met veel verschillende disciplines die veel verschillende meningen, visies en methoden erop nahouden.


Het zou mooi zijn als we met open vizier de discussie met elkaar aangaan, met daarbij altijd één doel voor ogen houdend, namelijk het welzijn van onze viervoetige, hondse collega.